Jurisprudentie

Filter
28-02-2023
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2023:660

Opzegging franchiseovereenkomst. De bedrijfseconomische en strategische argumenten van de franchisegever voor opzegging zijn voldoende aannemelijk gemaakt. Gelet op de jarenlange relatie tussen partijen, de verwachtingen bij franchisenemer tot het moment van de mededeling op 15 juli 2020 dat de franchiseovereenkomst niet zou worden beëindigd, de omstandigheid dat franchisenemer geen verwijt kan worden gemaakt van de opzegging en de afhankelijke relatie waarin de franchisenemer zich bevindt, acht het hof de opzegging zonder deze te vergezellen van een (passend) aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De franchisegever heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de belangen van de franchisenemer bij haar opzegging. Volgt verwijzing naar de schadestaat.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

28-02-2023
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2023:661

Opzegging franchiseovereenkomst. De bedrijfseconomische en strategische argumenten van de franchisegever voor opzegging zijn voldoende aannemelijk gemaakt. Gelet op de jarenlange relatie tussen partijen, de verwachtingen bij franchisenemer tot het moment van de mededeling op 15 juli 2020 dat de franchiseovereenkomst niet zou worden beëindigd, de omstandigheid dat franchisenemer geen verwijt kan worden gemaakt van de opzegging en de afhankelijke relatie waarin de franchisenemer zich bevindt, acht het hof de opzegging zonder deze te vergezellen van een (passend) aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De franchisegever heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de belangen van de franchisenemer bij haar opzegging. Volgt verwijzing naar de schadestaat.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

15-02-2023
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ECLI:NL:OGHACMB:2023:47

Belanghebbende drijft een onderneming met een vaste inrichting op Curaçao. Aldaar exploiteert zij een fastfood restaurant. In hoger beroep is in geschil of belanghebbende omzetbelasting is verschuldigd over de in de onderhavige jaren door haar aan de in het buitenland gevestigde franchisegever betaalde royalty’s (service fees). Belanghebbende stelt dat zij over de betaalde royalty’s geen omzetbelasting is verschuldigd. Het Hof oordeelt dat belanghebbende, op grond van de artikelen 2 eerste lid, 4 vierde lid en 11 tweede lid van de Landsverordening omzetbelasting 1999, wel degelijk omzetbelasting is verschuldigd over de als royalty’s aan de franchisegever betaalde service fees. Het hoger beroep is (deels) gegrond.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

13-12-2022
Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2022:2394

In kort geding stelt franchisegever dat franchisenemer na het einde van de franchiseovereenkomst (“FO”) het in de FO opgenomen postcontractuele non-concurrentiebeding heeft geschonden door overdracht van de onderneming aan de vennootschap van zijn levenspartner, die voorheen ook in de onderneming werkzaam was. Ook de levenspartner van de franchisenemer en haar vennootschap zijn gedagvaard, omdat zij onrechtmatig zouden profiteren van deze tekortkoming. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen. Omdat de termijn van het non-concurrentiebeding is verlopen, heeft franchisenemer in hoger beroep na appeldagvaarding haar eis gewijzigd (n.a.v. andersluidend vonnis van de bodemrechter). Franchisenemer heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging, dit zou in strijd zijn met de twee conclusie regel en de goede procesorde. Het gerechtshof oordeelt dat de eiswijziging niet kan worden toegestaan, nu dat strijd met de twee conclusieregel en de goede procesorde zou opleveren. Het gerechtshof gaat dus uit van de vorderingen zoals opgenomen in de appeldagvaarding.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

30-11-2022
Rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2022:10234

Tussen partijen is een geschil ontstaan over de uitvoering van een franchiseovereenkomst volgens de oppasformule ‘Nanny Nina’. Hoewel de franchiseovereenkomst is aangegaan tussen franchisenemer (eiseres) en de vennootschap onder firma Nanny Nina Services V.O.F. (franchisegever), heeft franchisenemer de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nanny Nina B.V. gedagvaard. Omdat dit niet de juiste wederpartij is wordt franchisenemer in haar vorderingen niet ontvankelijk verklaard. Nanny Nina B.V. vordert van haar kant veroordeling in de werkelijke proceskosten, omdat franchisenemer de zaak niet heeft ingetrokken en zo de kosten van Nanny Nina B.V. heeft laten oplopen. Hoewel franchisenemer op voorhand - en in elk geval vanaf het verweer in incident - had moeten begrijpen dat haar vordering jegens Nanny Nina geen kans van slagen had, acht de rechtbank de omstandigheden in dit geval niet zodanig dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Ook heeft de rechtbank bij gebreke van urenspecificaties de advocaatkosten niet op redelijkheid kunnen toetsen. Grond voor veroordeling in de werkelijke proceskosten ontbreekt daarom. Wel zal Nanny Nina zij worden veroordeeld in de proceskosten volgens het gebruikelijke liquidatietarief. Daarnaast is niet gebleken dat de schade die Nanny Nina stelt te hebben geleden is veroorzaakt door het conservatoir derdenbeslag dat franchisenemer ten laste van Nanny Nina B.V. heeft gelegd. De vordering tot betaling van schade wordt daarom afgewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

23-11-2022
Rechtbank Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2022:11866

Rechtbank constateert overtreding van concurrentiebeding in franchiseovereenkomst door franchisenemer en overtreding van het verbod tot het doen van belastende verklaringen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

15-11-2022
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2022:4671

Executiegeschil: partijen verschillen van mening over de uitleg van een eerder door de rechter aan eiseres opgelegd verbod en of eiseres door overtreding van het verbod dwangsommen is verschuldigd. Het verbod wordt uitgelegd en is ruimer dan waar eiseres van uitgaat. Dwangsommen zijn verschuldigd door eiseres. In reconventie wordt verhoging van de eerder opgelegde dwangsom gevorderd omdat die dwangsom geen voldoende financiële prikkel tot nakoming van het verbod is gebleken. Deze vordering wordt toegewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

02-11-2022
Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2022:6242

Er is geen sprake van een rechtens afdwingbare verplichting tot verbouwing van het franchisefiliaal. Ook als wel wordt aangenomen dat franchisenemer verplicht was om het filiaal te verbouwen, dan is het beroep op die afspraak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Franchisegever heeft de franchiseovereenkomst onregelmatig opgezegd en is gehouden hiervoor schade te betalen aan franchisenemer. Overige door franchisenemer ingestelde vergoedingen tot schade worden ook toegewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

12-10-2022
Rechtbank Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2022:5626

Mondelinge franchiseovereenkomst. Omdat het pand geen horecavergunning heeft, stop de franchisenemer binnen enkele weken met de exploitatie van de franchiseonderneming. Franchisenemer vordert betaling van de omzetafrekening. Franchisenemer heeft op zijn beurt een aantal facturen niet betaald en franchisegever vordert onder andere betaling daarvan. De vordering van franchisenemer wordt afgewezen, nu hij franchisegever niet in gebreke heeft gesteld. Franchisegever heeft ook tevergeefs een beroep gedaan op artikel 7:913 en artikel 6:228 BW.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

11-10-2022
Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2022:1955

Beroep op dwaling ten aanzien van gesloten franchiseovereenkomsten door franchisenemer wordt afgewezen. Beroep op dwaling is verjaard. Ook het beroep op vergoeding tot schade op grond van onrechtmatige daad is verjaard. Tevens hebben partijen elkaar finale kwijting verleend in de ruimste zin des woords. Deze finale kwijting staat ook aan toewijzing van de vorderingen van franchisenemer in de weg.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.