Franchisenemer vordert onder meer opheffing van het ten laste van haar bedrijf gelegde executoriale beslag. Franchisenemer is in kort geding veroordeeld tot het verschaffen van inzage in een aantal bescheiden. Franchisenemer heeft daaraan voldaan. De voorzieningenrechter heft het gelegde beslag op.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Wet Franchise. Overgangsrecht. 7:913 BW. Standstillperiode. Vereisten ontbinding. Schending zorgplichten artikel 7:912/919 BW geen grond voor vernietiging.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Wijziging franchiseovereenkomst. Uitleg wijzigingsbeding en regeling collectieve opzegging. Vraag of beding onredelijk bezwarende karakter heeft en of het beroep op het wijzigingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Kort geding. Vordering nakoming franchiseovereenkomsten afgewezen. Overeenkomsten mogelijk door franchisenemer reeds terecht buitengerechtelijk ontbonden. Franchisegever onvoldoende belang.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Kort geding. Afwijzen vordering schorsing postcontractueel non-concurrentiebeding.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Bevoegdheidsincident. In dit incident speelt de vraag welke rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil tussen de franchisenemer en franchisegever. Een deel van de vorderingen in de hoofdzaak ziet op de tussen partijen gesloten onderhuurovereenkomst voor de huur van een bedrijfsruimte. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat hij absoluut bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, nu sprake is van samenhang tussen die vorderingen. Tevens is de kantonrechter van de rechtbank Overijssel ook relatief bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen, nu op grond van artikel 103 Rv de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde is gelegen, bevoegd is. Dit artikel prevaleert boven de door partijen gedane forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam, zo bepaalt artikel 108 lid 2 Rv.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Kort geding. De vorderingen tot nakoming van een postcontractueel non-concurrentiebeding zijn niet toewijsbaar. Grote kans dat in een (eventuele) bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het postcontractueel non-concurrentiebeding nietig is, omdat niet is voldaan aan alle in art. 7:920 lid 2 BW neergelegde vereisten. De vordering tot nakoming van tussen partijen gemaakte afspraken ter zake van het verschaffen van inzage in de boekhouding is wel toewijsbaar.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Vordering tot betaling van de franchisefee door franchisegever wordt toegewezen. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de franchisenemer dat hij niet gehouden is tot betaling van de franchisefee, omdat franchisegever tekort zou zijn geschoten in de op haar rustende verbintenissen voortvloeiend uit de franchiseovereenkomst. Verzuim aan de zijde van de franchisegever is niet komen vast te staan, de franchiseovereenkomst is niet ontbonden en de franchisenemer kan geen terecht beroep doen op opschorting van haar verplichting tot betaling van de franchisefee.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchiseovereenkomst. Franchiseovereenkomst rechtsgeldig vernietigd o.g.v. art. 3:40 lid 2 BW wegens strijd met dwingend recht (niet in acht nemen van standstillperiode van art. 7:914 lid 2 BW).
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Gedaagde heeft aan eiser een factuur gestuurd voor de betaling van de entreefee. Eiser heeft het bedrag betaald, maar vervolgens terugbetaling gevorderd, omdat gedaagde geen partij is bij de met eiser gesloten overeenkomst op grond waarvan eiser entreefee verschuldigd is. Eiser wordt in het gelijk gesteld. Gedaagde dient het bedrag terug te betalen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.