Eiser heeft terecht de buitengerechtelijke ontbinding van de franchiseovereenkomsten met gedaagden ingeroepen. De ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de onderhuurovereenkomsten is niet rechtsgeldig, omdat ontbinding op grond van de wet uitsluitend door de rechter kan worden uitgesproken. De onderhuurovereenkomsten zijn evenwel onlosmakelijk verbonden met de franchiseovereenkomsten en zijn na de ontruiming uit het gehuurde ook de facto beëindigd. Gedaagden zijn gedurende lange tijd tekortgeschoten in hun betalingsverplichtingen. Gedaagden worden veroordeeld om de vervallen termijnen van de franchise fee, de huurtermijnen, de boetes en wettelijke rente aan eiser te betalen. Eiser heeft jegens gedaagden niet onrechtmatig gehandeld. Vergoeding van schade is dan ook niet aan de orde. Of eiser een vergoeding voor goodwill is verschuldigd aan gedaagden is in deze procedure niet vast te stellen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Eiser zou een franchisevestiging onder de formule van gedaagde openen Marokko, en heeft daarvoor een deel van de instapvergoeding betaald. Volgens eiser heeft gedaagde voor het aangaan van de overeenkomst niet voldaan aan haar wettelijke verplichtingen. Hij heeft de overeenkomst daarom vernietigd en wil zijn geld terug. Gedaagde stelt dat juist eiser tekort is geschoten en wil daarom een schadevergoeding. De kantonrechter is (in conventie) van oordeel dat gedaagde de standstillperiode heeft geschonden, waardoor eiser de franchiseovereenkomst rechtsgeldig kon vernietigen en gedaagde hem zijn geld moet terugbetalen. De vorderingen van gedaagde (in reconventie) worden afgewezen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Handelszaak. Franchiseorganisatie op het gebied van wijnhandel. Eisers (franchisenemers) vorderen dat zij aandeelhouder zijn van de onderneming van gedaagde (de franchisegever), of althans recht hebben daar aandeelhouder van te worden. Vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen (recht op aandeelhouderschap wordt aangenomen).
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchisegever vordert schadevergoeding van franchisenemer en de bestuurder van franchisenemer. Volgens franchisegever komt franchisenemer sinds 1 oktober 2021 haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst niet na. Franchisenemer betwist dit en stelt dat de franchiseovereenkomst is beëindigd, zodat geen sprake is van enige wanprestatie. Het hof overweegt dat voor de vraag of de franchiseovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, van belang is wat partijen over en weer hebben verklaard. Daarnaast is van belang hoe partijen zich hebben gedragen, en wat zij daaruit - gelet op de gegeven omstandigheden - redelijkerwijs van elkaar mochten begrijpen en verwachten. Het hof oordeelt dat de overeenkomst per 1 november 2021 is beëindigd, omdat partijen zich daarnaar hebben gedragen. Daarnaast heeft franchisenemer tot die datum aan haar financiële verplichtingen voldaan en was daardoor geen sprake van wanprestatie. Tot slot acht het hof het van belang dat franchisegever zich niet heeft gedragen als goed franchisegever door vragen herhaaldelijk niet te beantwoorden en geen duidelijkheid te verschaffen tegenover franchisenemer. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank Rotterdam waarin de vorderingen van franchisegever zijn afgewezen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Trade ID verwijt partij B2 en partij B1 dat zij hun verplichtingen uit de franchiseovereenkomst niet zijn nagekomen. Volgens Trade ID heeft zij daardoor schade geleden. In de hoofdzaak vordert Trade ID verklaringen voor recht, een verbod op (dreigende) inbreuk op haar handelsnaamrecht en overdracht van domeinnamen. Teneinde de omvang van haar schade te kunnen vaststellen vordert Trade ID in het incident diverse bescheiden van partij B2, partij B1 en partij B4, op straffe van een dwangsom. De vorderingen van Trade ID in de hoofdzaak zijn (grotendeels) toewijsbaar. De incidentele vordering zal (grotendeels) worden afgewezen. De rechtbank zal dat hierna toelichten. Voor het oordeel zijn de volgende feiten relevant.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Kort geding. BackWERK NL mocht de franchise- en onderhuurovereenkomsten ontbinden, nu sprake is van een aanzienlijke betalingsachterstand van de franchise- en onderhuurovereenkomsten. BW Almere c.s. moeten daarom stoppen met de exploitatie van de twee BackWERK winkels in Almere.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchisegever heeft zoetwaren aan franchisenemer geleverd. Franchisenemer meent dat daarvoor te hoge prijzen in rekening zijn gebracht. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis waarin de vordering van Franchisegever tot betaling van haar facturen is toegewezen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchise of selectieve distributie? De dealer- en reparateurovereenkomsten die autobedrijven met de importeur/fabrikant hebben gesloten zijn niet aan te merken als franchise in de zin van art. 7:911 BW. Er is geen recht op en verplichting tot het exploiteren van een formule die bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling van de ondernemingen van de dealers en reparateurs.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
De voorzieningenrechter acht het onvoldoende waarschijnlijk dat een bodemrechter zal oordelen dat het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst onmisbaar is om de door franchisegever genoemde knowhow te beschermen en het beding geldig zal achten. Franchisenemer mag dus doorgaan met het uitbaten van zijn onderneming met dezelfde activiteit als tijdens de franchiseovereenkomst. Franchisenemer mag geen gebruik meer maken van de handelsnaam en het merk van franchisegever en ook niet van alle stijlelementen die deel uitmaken van het franchiseconcept. De nieuwe handelsnaam en het nieuwe logo van franchisenemer maken geen inbreuk op de handelsnaam en het merk van franchisegever. Franchisenemer mag dus onder die naam en dat logo doorgaan. Wél moet franchisenemer alle stijlelementen en het merk/de handelsnaam van franchisegever uit zijn zaak verwijderen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchisenemers vorderen de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst op grond van misbruik van omstandigheden, dwaling en strijd met dwingende wetsbepalingen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van omstandigheden, aangezien de franchisenemers voldoende onderhandelingsruimte hadden en geen ongeoorloofde druk is uitgeoefend door de franchisegever. De vorderingen op basis van dwaling worden verworpen, omdat de franchisenemers deze niet voldoende hebben toegelicht. Verder wordt het beroep op strijdigheid met dwingende wetsbepalingen afgewezen, aangezien de franchisenemers bewust en vrijwillig instemden met de vaststellingsovereenkomst, en de overeenkomst niet in strijd is met het instemmingsvereiste van de franchiseovereenkomst. Ook de vorderingen tot schadevergoeding en een verklaring voor recht over de online recruitment marketing bijdrage worden afgewezen, omdat de feiten niet voldoende onderbouwen dat de franchisegever zich onrechtmatig heeft gedragen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.