Jurisprudentie

Filter
17-09-2025
RECHTBANK ROTTERDAM, ECLI:NL:RBROT:2025:11065

Incident ex artikel 195 Rv. Vordering tot verstrekking van bescheiden. Franchisenemer stelt dat de franchiseovereenkomst met franchisegever tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, doordat franchisegever haar plichten ex artikel 7:913 BW (pre-contractuele informatieplicht) en 7:914 lid 2 sub c BW (standstill-periode) heeft geschonden. Franchisenemer vordert overlegging van bescheiden door franchisegever ter onderbouwing van die stelling.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

03-09-2025
RECHTBANK NOORD-HOLLAND, ECLI:NL:RBNHO:2025:10009

Verklaring voor recht. Door aanbod en aanvaarding is tussen partijen een nieuwe frachiseovereenkomst tot stand gekomen met een looptijd tot 15 maart 2030.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

08-07-2025
Rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2025:7910

AHF heeft medio 2022 het concept Maaltijd Thuis geïntroduceerd. Dit is een bezorgservice voor kant en klaar maaltijden. Bij vonnis van 8 januari 2025 (ECLI:NL:RBNHO:2025:43) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank voor recht verklaard dat het concept Maaltijd Thuis een afgeleide formule is als bedoeld in de Wet Franchise en dat AHF voorafgaand aan het exploiteren daarvan instemming moet vragen van haar franchisenemers. De Vereniging c.s. vordert in dit kort geding AHF te verbieden om, zolang geen instemming is verkregen van de franchisenemers, de exploitatie van Maaltijd Thuis in haar huidige vorm voort te zetten, voor zover daarbij gebruik wordt gemaakt van het merk “Albert Heijn”. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe. Krachtens de afstemmingsleer is de voorzieningenrechter gebonden aan de beslissing van de bodemrechter. De verklaring voor recht is vanaf de datum van de uitspraak voor partijen bindend en partijen dienen zich daarnaar te gedragen. Dit brengt mee, zolang in hoger beroep niet anders is beslist, dat AHF niet zonder instemming van de Vereniging c.s. de exploitatie van de Maaltijd Thuis formule onverkort mag voortzetten.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

25-06-2025
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2025:3032

Eiser heeft terecht de buitengerechtelijke ontbinding van de franchiseovereenkomsten met gedaagden ingeroepen. De ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de onderhuurovereenkomsten is niet rechtsgeldig, omdat ontbinding op grond van de wet uitsluitend door de rechter kan worden uitgesproken. De onderhuurovereenkomsten zijn evenwel onlosmakelijk verbonden met de franchiseovereenkomsten en zijn na de ontruiming uit het gehuurde ook de facto beëindigd. Gedaagden zijn gedurende lange tijd tekortgeschoten in hun betalingsverplichtingen. Gedaagden worden veroordeeld om de vervallen termijnen van de franchise fee, de huurtermijnen, de boetes en wettelijke rente aan eiser te betalen. Eiser heeft jegens gedaagden niet onrechtmatig gehandeld. Vergoeding van schade is dan ook niet aan de orde. Of eiser een vergoeding voor goodwill is verschuldigd aan gedaagden is in deze procedure niet vast te stellen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

25-06-2025
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2025:2969

Eiser zou een franchisevestiging onder de formule van gedaagde openen Marokko, en heeft daarvoor een deel van de instapvergoeding betaald. Volgens eiser heeft gedaagde voor het aangaan van de overeenkomst niet voldaan aan haar wettelijke verplichtingen. Hij heeft de overeenkomst daarom vernietigd en wil zijn geld terug. Gedaagde stelt dat juist eiser tekort is geschoten en wil daarom een schadevergoeding. De kantonrechter is (in conventie) van oordeel dat gedaagde de standstillperiode heeft geschonden, waardoor eiser de franchiseovereenkomst rechtsgeldig kon vernietigen en gedaagde hem zijn geld moet terugbetalen. De vorderingen van gedaagde (in reconventie) worden afgewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

04-06-2025
Rechtbank Oost-Brabant, ECLI:NL:RBOBR:2025:3406

Handelszaak. Franchiseorganisatie op het gebied van wijnhandel. Eisers (franchisenemers) vorderen dat zij aandeelhouder zijn van de onderneming van gedaagde (de franchisegever), of althans recht hebben daar aandeelhouder van te worden. Vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen (recht op aandeelhouderschap wordt aangenomen).

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

13-05-2025
Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2025:897

Franchisegever vordert schadevergoeding van franchisenemer en de bestuurder van franchisenemer. Volgens franchisegever komt franchisenemer sinds 1 oktober 2021 haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst niet na. Franchisenemer betwist dit en stelt dat de franchiseovereenkomst is beëindigd, zodat geen sprake is van enige wanprestatie. Het hof overweegt dat voor de vraag of de franchiseovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, van belang is wat partijen over en weer hebben verklaard. Daarnaast is van belang hoe partijen zich hebben gedragen, en wat zij daaruit - gelet op de gegeven omstandigheden - redelijkerwijs van elkaar mochten begrijpen en verwachten. Het hof oordeelt dat de overeenkomst per 1 november 2021 is beëindigd, omdat partijen zich daarnaar hebben gedragen. Daarnaast heeft franchisenemer tot die datum aan haar financiële verplichtingen voldaan en was daardoor geen sprake van wanprestatie. Tot slot acht het hof het van belang dat franchisegever zich niet heeft gedragen als goed franchisegever door vragen herhaaldelijk niet te beantwoorden en geen duidelijkheid te verschaffen tegenover franchisenemer. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank Rotterdam waarin de vorderingen van franchisegever zijn afgewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

19-04-2025
Rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2023:1506

Trade ID verwijt partij B2 en partij B1 dat zij hun verplichtingen uit de franchiseovereenkomst niet zijn nagekomen. Volgens Trade ID heeft zij daardoor schade geleden. In de hoofdzaak vordert Trade ID verklaringen voor recht, een verbod op (dreigende) inbreuk op haar handelsnaamrecht en overdracht van domeinnamen. Teneinde de omvang van haar schade te kunnen vaststellen vordert Trade ID in het incident diverse bescheiden van partij B2, partij B1 en partij B4, op straffe van een dwangsom. De vorderingen van Trade ID in de hoofdzaak zijn (grotendeels) toewijsbaar. De incidentele vordering zal (grotendeels) worden afgewezen. De rechtbank zal dat hierna toelichten. Voor het oordeel zijn de volgende feiten relevant.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

15-04-2025
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2025:1731

Kort geding. BackWERK NL mocht de franchise- en onderhuurovereenkomsten ontbinden, nu sprake is van een aanzienlijke betalingsachterstand van de franchise- en onderhuurovereenkomsten. BW Almere c.s. moeten daarom stoppen met de exploitatie van de twee BackWERK winkels in Almere.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

08-04-2025
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2025:948

Franchisegever heeft zoetwaren aan franchisenemer geleverd. Franchisenemer meent dat daarvoor te hoge prijzen in rekening zijn gebracht. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis waarin de vordering van Franchisegever tot betaling van haar facturen is toegewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.