Jurisprudentie

Filter
25-06-2025
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2025:3032

Eiser heeft terecht de buitengerechtelijke ontbinding van de franchiseovereenkomsten met gedaagden ingeroepen. De ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de onderhuurovereenkomsten is niet rechtsgeldig, omdat ontbinding op grond van de wet uitsluitend door de rechter kan worden uitgesproken. De onderhuurovereenkomsten zijn evenwel onlosmakelijk verbonden met de franchiseovereenkomsten en zijn na de ontruiming uit het gehuurde ook de facto beëindigd. Gedaagden zijn gedurende lange tijd tekortgeschoten in hun betalingsverplichtingen. Gedaagden worden veroordeeld om de vervallen termijnen van de franchise fee, de huurtermijnen, de boetes en wettelijke rente aan eiser te betalen. Eiser heeft jegens gedaagden niet onrechtmatig gehandeld. Vergoeding van schade is dan ook niet aan de orde. Of eiser een vergoeding voor goodwill is verschuldigd aan gedaagden is in deze procedure niet vast te stellen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

04-06-2025
Rechtbank Oost-Brabant, ECLI:NL:RBOBR:2025:3406

Handelszaak. Franchiseorganisatie op het gebied van wijnhandel. Eisers (franchisenemers) vorderen dat zij aandeelhouder zijn van de onderneming van gedaagde (de franchisegever), of althans recht hebben daar aandeelhouder van te worden. Vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen (recht op aandeelhouderschap wordt aangenomen).

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

13-05-2025
Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2025:897

Franchisegever vordert schadevergoeding van franchisenemer en de bestuurder van franchisenemer. Volgens franchisegever komt franchisenemer sinds 1 oktober 2021 haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst niet na. Franchisenemer betwist dit en stelt dat de franchiseovereenkomst is beëindigd, zodat geen sprake is van enige wanprestatie. Het hof overweegt dat voor de vraag of de franchiseovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, van belang is wat partijen over en weer hebben verklaard. Daarnaast is van belang hoe partijen zich hebben gedragen, en wat zij daaruit - gelet op de gegeven omstandigheden - redelijkerwijs van elkaar mochten begrijpen en verwachten. Het hof oordeelt dat de overeenkomst per 1 november 2021 is beëindigd, omdat partijen zich daarnaar hebben gedragen. Daarnaast heeft franchisenemer tot die datum aan haar financiële verplichtingen voldaan en was daardoor geen sprake van wanprestatie. Tot slot acht het hof het van belang dat franchisegever zich niet heeft gedragen als goed franchisegever door vragen herhaaldelijk niet te beantwoorden en geen duidelijkheid te verschaffen tegenover franchisenemer. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank Rotterdam waarin de vorderingen van franchisegever zijn afgewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

15-04-2025
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2025:1731

Kort geding. BackWERK NL mocht de franchise- en onderhuurovereenkomsten ontbinden, nu sprake is van een aanzienlijke betalingsachterstand van de franchise- en onderhuurovereenkomsten. BW Almere c.s. moeten daarom stoppen met de exploitatie van de twee BackWERK winkels in Almere.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

08-04-2025
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2025:948

Franchisegever heeft zoetwaren aan franchisenemer geleverd. Franchisenemer meent dat daarvoor te hoge prijzen in rekening zijn gebracht. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis waarin de vordering van Franchisegever tot betaling van haar facturen is toegewezen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

18-03-2025
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2025:673

Franchise of selectieve distributie? De dealer- en reparateurovereenkomsten die autobedrijven met de importeur/fabrikant hebben gesloten zijn niet aan te merken als franchise in de zin van art. 7:911 BW. Er is geen recht op en verplichting tot het exploiteren van een formule die bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling van de ondernemingen van de dealers en reparateurs.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

10-03-2025
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2025:1235

De voorzieningenrechter acht het onvoldoende waarschijnlijk dat een bodemrechter zal oordelen dat het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst onmisbaar is om de door franchisegever genoemde knowhow te beschermen en het beding geldig zal achten. Franchisenemer mag dus doorgaan met het uitbaten van zijn onderneming met dezelfde activiteit als tijdens de franchiseovereenkomst. Franchisenemer mag geen gebruik meer maken van de handelsnaam en het merk van franchisegever en ook niet van alle stijlelementen die deel uitmaken van het franchiseconcept. De nieuwe handelsnaam en het nieuwe logo van franchisenemer maken geen inbreuk op de handelsnaam en het merk van franchisegever. Franchisenemer mag dus onder die naam en dat logo doorgaan. Wél moet franchisenemer alle stijlelementen en het merk/de handelsnaam van franchisegever uit zijn zaak verwijderen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

19-02-2025
Rechtbank Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2025:2507

Franchisenemers vorderen de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst op grond van misbruik van omstandigheden, dwaling en strijd met dwingende wetsbepalingen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van omstandigheden, aangezien de franchisenemers voldoende onderhandelingsruimte hadden en geen ongeoorloofde druk is uitgeoefend door de franchisegever. De vorderingen op basis van dwaling worden verworpen, omdat de franchisenemers deze niet voldoende hebben toegelicht. Verder wordt het beroep op strijdigheid met dwingende wetsbepalingen afgewezen, aangezien de franchisenemers bewust en vrijwillig instemden met de vaststellingsovereenkomst, en de overeenkomst niet in strijd is met het instemmingsvereiste van de franchiseovereenkomst. Ook de vorderingen tot schadevergoeding en een verklaring voor recht over de online recruitment marketing bijdrage worden afgewezen, omdat de feiten niet voldoende onderbouwen dat de franchisegever zich onrechtmatig heeft gedragen.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

29-01-2025
Rechtbank Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2025:1179

Voormalige franchisenemer biedt diensten en reserve-onderdelen aan met gebruik van merken voormalige franchisegever. Rechtbank niet bevoegd franchiseovereenkomst te beoordelen op grond van forumkeuzebeding. Gedaagde geen ‘onbetrouwbare gemachtigde’ door aanvraag jonger merk dat (vrijwel) gelijk is aan merk van eiser. Wel nietigheid jonger merk vanwege verwarringsgevaar en merkinbreuk door gebruik overeenstemmende tekens. Geen ouder recht van plaatselijke betekenis.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

08-01-2025
Rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2025:43

Geschil rond de regeling voor een afgeleide formule uit de Wet franchise (art. 7:911 lid 2 sub b BW juncto art. 7:921 BW) en of de Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers zich als goed franchisenemer heeft gedragen (art. 7:912 BW). De rechtbank oordeelt in conventie dat Maaltijd Thuis een afgeleide formule is als bedoeld in artikel 7:911 lid 2 BW en dat Albert Heijn Franchising BV op grond van art. 7:921 lid 1 BW voorafgaand aan het doen exploiteren van Maaltijd Thuis instemming aan de franchisenemers had moeten vragen. Partijen hebben namelijk geen overeenstemming bereikt over een drempelwaarde van de omzetderving voor de franchisenemers die geldt voor het instemmingsrecht. De rechtbank verklaart in reconventie voor recht dat de Vereniging zich niet gedraagt als goed franchisenemer.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.