Jurisprudentie

Filter
04-03-2015
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2015:1545

Het verwijt dat voorlichting over te behalen ondernemingsresultaten onjuist is omdat zou zijn verzwegen dat met het filiaal geen gezond - volgens franchisenemer € 30.000,- - ondernemingsinkomen is te realiseren, is ongegrond. Allereerst geldt dat wanneer franchisenemer vindt dat slechts een ondernemersinkomen van € 30.000,- een gezond inkomen is, het haar uit de prognoses duidelijk moest zijn dat een dergelijk inkomen niet werd voorzien. In zoverre kan van dwaling geen sprake zijn. Daarnaast zijn zowel de behaalde bedrijfsresultaten als de privé opnames elk jaar meer dan € 30.000,-. Als de informatie vanuit franchisegever op deze punten al onjuist zou zijn, zijn de juiste, feitelijk gerealiseerde resultaten zodanig als franchisenemer vindt dat ze moesten zijn. Ook hierom kan in zoverre geen sprake zijn van dwaling.

Het verwijt dat de prognose van de loonkosten veel te laag is omdat een loonkostenpercentage van rond 20% in de door franchisegever zelf geëxploiteerde filialen aan de orde is en volgens het hoofdbedrijfschap detailhandel een loonkostenpercentage van 18 in de bovenkledingbranche gebruikelijk is, beoordeelt de rechtbank als volgt. De begroting van een onderneming ten behoeve van een franchisenemer wordt samengesteld uit diverse voorziene inkomsten en uitgaven. De opstelling daarvan resulteert in een voorzien resultaat. Op grond van de hoogte van dat voorziene resultaat beslist een franchisenemer of hij het risico van ondernemerschap aanvaardt. Wanneer het werkelijk gerealiseerde resultaat lager uitvalt dan werd voorzien is relevant of de begroting op onderdelen een verwijtbaar onjuiste prognose bevat. Wanneer het werkelijk gerealiseerde resultaat hoger uitvalt dan werd voorzien is dit in beginsel niet relevant. Niet aannemelijk is immers dat de franchisenemer geen overeenkomst zou zijn aangegaan als hij had geweten dat weliswaar op een punt begrote kosten hoger zouden uitvallen, maar tevens het bedrijfsresultaat hoger zou zijn dan werd begroot, zodanig dat daarmee de extra kosten meer dan zijn opgevangen. Deze situatie doet zich in het geval van franchisenemer voor. Dat franchisenemer bij een juiste voorstelling van zaken, het op alle onderdelen behaalde werkelijke resultaat, de overeenkomsten niet zou zijn aangegaan is niet aannemelijk. Dat zou anders kunnen zijn wanneer franchisenemer aan franchisegever zou hebben meegedeeld dat de (juistheid van de) prognose van de loonkosten voor haar van wezenlijk belang is. Dat is niet aan de orde.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen. 

17-02-2015
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2015:1180

Wijze van totstandkoming overeenkomst. Toepassing algemene voorwaarden. Franchisegever heeft een door haar ondertekende conceptovereenkomst aan franchisenemer gezonden, met inbegrip van een set algemene voorwaarden. Franchisenemer heeft de conceptovereenkomst niet teruggestuurd. Partijen hebben vervolgens gedurende drie jaren zaken met elkaar gedaan, waarbij de franchisenemer de aan het zijn van franchisenemer verbonden rechten heeft uitgeoefend en verplichtingen is nagekomen. Franchisegever heeft daaraan het vertrouwen kunnen en mogen ontlenen dat de franchisenemer instemde met de franchiseovereenkomst, inclusief de thans in het geding zijnde, in de algemene voorwaarden opgenomen vervaltermijn. Franchisenemer kan zich niet beroepen op de artikelen 6:236 en 6:237 BW, omdat hij heeft gehandeld in de uitoefening van zijn bedrijf, ook al was hij voordien in loondienst werkzaam en enige tijd werkloos. Ook reflexwerking baat hem niet, omdat artikel 2:236 aanhef en onder g BW een beperking van een vervaltermijn tot een jaar toestaat.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen. 

05-02-2015
Rechtbank Noord-Nederland, ECLI:NL:RBNNE:2015:455

Ontruiming bedrijfspand wegen betalingsachterstand uit hoofde van franchiseovereenkomst, de huurovereenkomst en borgtochtovereenkomst.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

29-01-2015
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2015:259

Franchiseovereenkomst. Verzoek voorlopig getuigenverhoor. Het hof is van oordeel dat HB Israël onvoldoende concreet heeft aangegeven over welke feiten zij de getuigen wenst te horen. Ook is het hof van oordeel dat door HB Israël onvoldoende feitelijk en concreet is aangegeven welke getuigen op welk punt gehoord zouden moeten worden. Toewijzing van het verzoek kan strijdig zijn met een goede procesorde gelet op het stadium waarin het hoofdgeding in hoger beroep verkeert en rekening houdend met de mogelijkheid dat daarin een concrete bewijsopdracht kan worden gegeven als daartoe grond bestaat. De hoofdzaak staat inmiddels voor memorie van antwoord. Het is aan de rechter in de hoofdzaak om te bezien en te bepalen of aan HB Israël een bewijsopdracht zal worden verstrekt en/of te beslissen tot het horen van getuigen in de hoofdzaak. Een toewijzende beslissing zou de voortgang van de hoofdzaak belemmeren en zou daarmee ook in strijd zijn met de goede procesorde volgens het hof.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

20-01-2015
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2015:137

Tussentijds hoger beroep van deelvonnis. Franchiseovereenkomst. Schade door leveringsproblemen is nog onderwerp van bewijslevering. Echter geen winstderving meer vanaf dat producten door derde werden geleverd.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

23-12-2014
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2014:5819

Franchiseovereenkomst. Procedure tussen franchisenemer en development agent van franchisegever. Onrechtmatige daad development agent, omdat hij willens en wetens onjuiste informatie heeft verstrekt aan de (aspirant) franchisenemer.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

18-12-2014
College van Beroep voor het bedrijfsleven, ECLI:NL:CBB:2014:457

Het CBb heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs voorhanden was om tot het oordeel te kunnen komen dat een aantal thuiszorgaanbieders in strijd met artikel 6 Mededingingswet hadden afgesproken niet in elkaars gebied te werken. Uit de bewijsstukken kwam inderdaad naar voren dat thuiszorgaanbieders hadden afgesproken elkaar niet te beconcurreren. Maar de andersluidende uitleg van de thuiszorgaanbieders dat slechts een eventueel te ontwikkelen franchiseformule werd verkend, kon ook niet worden uitgesloten.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen. 

15-12-2014
Rechtbank Oost-Brabant, ECLI:NL:RBOBR:2014:8133

Franchiseovereenkomst opgezegd conform de franchiseovereenkomst. Geen aanleiding voorschot op schadevergoeding toekennen. Of de franchisegever in redelijkheid geen gebruik had kunnen maken van de opzeggingsmogelijkheid of een langere opzegtermijn had moeten hanteren waardoor de franchisegever schadeplichtig zou zijn, is niet geschikt om in kort geding te onderzoeken. Hiervoor is nader onderzoek vereist.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen. 

18-11-2014
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2014:4741

NS Stations heeft de huurovereenkomst met betrekking tot Grand Café La Gare du Sud in het Centraal Station van [vestigingsplaats] opgezegd, waarmee de huurder niet heeft ingestemd, en heeft vervolgens bij de kantonrechter een vordering ingesteld tot het vaststellen van het tijdstip waarop de huurovereenkomst eindigt. Aan deze vordering heeft NS Stations ten grondslag gelegd dat zij het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik in het kader van de geplande verbouwing van het station en met name van de aanleg van een nieuwe reizigerstunnel.

De kantonrechter acht het dringend eigen gebruik aanwezig. Hij heeft de vordering toegewezen en heeft daarbij bepaald dat de huurovereenkomst op 1 oktober 2013 eindigt. De huurder komt daartegen op in dit hoger beroep. Ook het hof acht het dringend eigen gebruik aanwezig. De zaak wordt aangehouden om de huurder in de gelegenheid te stellen het gehele, in zijn opdracht opgestelde rapport over te leggen waarmee hij onderbouwt dat hij verhuis- en herinrichtingskosten zal maken en om te laten reageren op wat NS Stations over die kosten heeft aangevoerd.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.

17-11-2014
Rechtbank Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2014:16599

Startend ondernemer, franchisenemer, heeft een huurovereenkomst gesloten met een derde. Het beroep op het in de huurovereenkomst opgenomen financieringsvoorbehoud slaagt.

Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.